maandag, november 09, 2015

Herfstdrang

Wanneer ik nog eens een stukje schrijf, vraagt iemand me nu en dan. Het is herfst en dan wil een mens vanzelf andere dingen. Taart bakken bijvoorbeeld, of in de schemering door knisperende bladeren stappen. Lezen. Schrijven, misschien. En zo beland ik na maanden weer bij deze blog - niet toevallig in een tijd waarin ik hier, hier en hier wordt aangezet tot selectief handelen en gerichte aandacht. 'Druk' had ik zelf al wel even uit mijn woordenboek geschrapt: dat holle woord gaat voorbij aan het feit dat we vaak heel erg houden van alles wat we als jongleur in de lucht willen houden. Maar we durven ook wel eens vergeten dat we bordjes in de lucht houden waarop al lang geen lievelingsgerecht meer ligt. 
Weer schrijven, dus. De blog lijkt een begin. Een stap naar dat project achter de schermen. Oefeningen in gerichte aandacht. Zes zijn het er. Zes stukjes in dat hele jaar 2015. Zes oefeningen. Veel is dat niet. Het is net zo weinig als in het hele jaar 2014, merk ik. Een computer heeft dat voor me uitgeteld, net zoals hij me weet te zeggen hoe vaak elk stuk gelezen is. Ook dat is niet veel. Maar het is genoeg: een handvol lezers dat me nu en dan op de vingers tikt en vraagt wanneer ik nog eens een stukje schrijf. Bij deze.

woensdag, mei 06, 2015

Weergevoelig

Was me dat een dagje, gisteren. De regen kletste tegen de ruiten en de wind holde als een opgejaagd dier om het huis heen. Ook mijn gedachten schoten alle kanten op, en als ze dan toch gingen liggen, eerder in een plasje regen, dan stralend aan de horizon.
Vandaag ligt de zon gul over het dorp en lijkt mijn krappe voormiddag een zee van tijd, waar mogelijkheden en kansen zachtjes liggen te deinen tot ik inscheep. Overal in huis liggen geschenken: plasjes licht die ergens door een kier naar naar binnen zijn gevallen. Niets mooier dan binnensluipend licht...
En ik? Ik ben niet meer dan het vrouwtje uit zo'n Zwitsers weerhuis: blij naar buiten bij zon, zuchtend binnen bij regen. 



vrijdag, mei 01, 2015

Schoolpoortactivisme

Wij, moeders aan de schoolpoort, wij beelden ons heel wat in. Dat al onze kinderen hoogbegaafd zijn, bijvoorbeeld. Dat zij, genieën, vooruit zijn op een hele generatie. Vandaag zitten wij waar we horen, op de kleine stoeltjes van de kleuterklas, net genoeg voor een halve bil en een stel knieën tegen je kin. Boven ons vertelt een kleuterjuf wat onze kinderen mogen kunnen. Ze klemt zich vast aan haar ideeën, een gele post-it groot. Kinderen in deze klas puzzelen al enkele stukken, luisteren naar boeken met een eenvoudige prent, kleuren voorgeknipte kunstwerken in. Iemand oppert dat zijn kind het al kan, knippen. Een ander verzucht dat het begint te lezen. 'Je bent er vast veel mee bezig, mama,' zegt de juf fijntjes - ze heeft heel wat moeders, deze vrouw. Arm, onthecht kind. Maar ze houdt voet bij stuk. Alle kinderen naar dezelfde eindmeet. 
Waar ik lesgeef, worden B-attesten toegekend. Dat hij eerst maar eens studeert. Dringend moet leren leren. Op het oudercontact durf ik het de ouders niet te vragen: of ze scharen hebben opgeborgen, letters uitgewist, vragen afgeketst, toen, jaren eerder, in de kleuterklas. 
Maar de volgende ochtend trek ik stoute schoenen aan, stap naar de kleuterjuf, citeer onderzoek en pleit voor het recht op leren, voor iederéén. De juf luistert. Ze ploegt door het zand van haar redeneringsvermogen. Er valt één schelp te rapen, die klinkt als het ruisen van de branding, het sussen van een opstandeling. Een aai over zijn bol, meer moet een kind niet hebben.

'Een schrijver liegt de waarheid' citeerde de lesgever 'columnschrijven'. Zo dus ook ik. Laat niemand zich aangevallen voelen door deze verzameling bijgekleurde feiten. En toch: ik méén wat er staat. Elk verhaal over een kind met leerhonger zuigt als een magneet andere verhalen aan. Ze wordt erg groot, die verzameling. Steeds meer, vaak schrijnende, verhalen. Daar moet wat mee gebeuren. De tekst schreef ik in de veilige omgeving van de 'Schrijfdag' in Oostende. Laat hem het begin zijn van actie!

zondag, april 26, 2015

Pas op voor de nieuwen!

Menig ander had wellicht aan Birds gedacht, maar bij mij kwam meteen mevrouw Helderder voor de geest. We hadden net een bakje vis gekocht – die er lang niet zo goed uitzag als hij in onze gedachten zou zijn, maar honger neemt het niet zo nauw – en wilden een trein halen. De verkoper bedankte ons uitbundig, gaf wisselgeld en gilde er nog iets achteraan. Terwijl wij ontcijferden wat dat moest zijn – ik gokte op 'Spaar voor een miljoen!', mijn vriendin hield het bij 'Pas op voor de nieuwen!', gingen we verder. Zij zat er het dichtst bij, zo bleek. Van 'nieuwen' naar 'meeuwen' was maar een halve stap, maar wel een halve stap te veel. Want terwijl een deel van de beesten het raadsel met zijn aanwezigheid net had opgelost, zette het andere deel de aanval in. In de rug nog wel: ze krijsten, joegen in formatie langs ons heen en drukten in die scheervlucht de poten stevig tegen mijn hoofd. Meer was niet nodig: tweederde van mijn bakje werd voer voor de meeuwen... Mevrouw Helderder hield dapperder stand:


'Lelijkerds!' gilde mevrouw Helderder. Moeizaam worstelde ze verder en voetje voor voetje kwam ze vooruit. Een heel kluwen fladderende meeuwen versperde haar de weg. Ze deden haar geen kwaad, ze pikten niet, ze raakten haar af en toe met een vleugel, dat was alles. Maar ze krijsten zo dreigend, ze keken haar zo woedend aan, ze gingen boven op haar zitten, ze scheerden rakelings langs haar gezicht... Doodmoe bereikte mevrouw Helderder de lift en ging naar haar flat om een rolletje zij te halen.
Toen ze weer terugkwam op de bovenste verdieping, had ze een soort wapenrusting aan. Een vergiet op haar hoofd, een enorme plastic regenjas en een grote vlag om de vogels weg te jagen.
Pluk van de Petteflet, Annie M.G. Schmidt

Moet ik volgende keer aan denken, als ik me aankleed voor een trip naar Oostende.



vrijdag, april 24, 2015


Over het geluk van (nog niet) lezen

Sommige boeken blijven gelukkig ongelezen. Tot de tijd er rijp voor is. Neem nu Anna Karenina. Hoewel ik De gebroeders Karamazow (van die andere grote Rus, Dostojewski) en, als ik me het goed herinner, ook Oorlog en Vrede (net als Anna Karenina van Tolstoj) ooit bij wijze van ontspanning tijdens examens uit mijn moeders' boekenkast had geplukt en vele andere klassiekers verplichte lectuur vormden tijdens mijn studies, las ik Anna Karenina nooit. Toen de verfilming in 2012 met veel lof werd ontvangen, kocht ik dan ook voor een beschamend laag bedrag de pocketversie (nog altijd goed voor een centimeter of zes rugbreedte) en nam me voor de film niet te bekijken voor ik het boek gelezen had. En zo gebeurde. Tot nu - en wat een geluk.
Op mijn zeventiende had ik immers nooit de rijke psychologische inzichten, de vele vaststellingen en de ongelooflijke gelijkenis met onze huidige samenleving kunnen zien. Nu blijf ik me afvragen welk een genie in de schrijver moet hebben gehuisd: hoe bundel je zo veel treffende observaties in één boek? Hoe breek je binnen in zo vele zielen, die onmogelijk allemaal een stuk kunnen vormen van jezelf? En ook dit: in wezen is er niets veranderd. Er mag uiterlijk dan wel een en ander aan onze maatschappij zijn toegevoegd, de mens blijft gelijk. Klinkt in Oblonski's bedenking over het onderscheid tussen de mentaliteit in Petersburg en Moskou niet een echo van bepaalde stemmen in de discussie tussen betaald werkende en thuiswerkende vrouwen, die enkele maanden geleden sociale én gewone media bezig hield? 

'Zijn kinderen...? In Petersburg verhinderden de kinderen hun vader niet te leven. De kinderen werden op kostscholen opgevoed en er was hier geen sprake van die in Moskou zo algemeen verbreide, onzinnige opvatting - die bijvoorbeeld ook Ljwow had - dat alle rijkdom van het leven voor de kinderen moest zijn en alle moeite en zorg voor de ouders. Hier begreep men, dat een mens de plicht had voor zichzelf te leven, zoals ieder beschaafd, ontwikkeld mens leven moest.' (838)
Ik ben geen 'potloodlezer', maar wat was ik het graag geweest... Nu rest me niets dan het boek nogmaals te lezen, kuierend, aanstippend wat me treft - in het volle besef dat ongelezen boeken geen bron van schaamte moeten zijn. Een goede wijn blijft ook lang in de kelder liggen.

vrijdag, april 03, 2015

Wie spreekt? De ethiek van het geschreven interview

Terwijl ik probeer om elk kind het stuk taart te geven dat zhij* wil, hoor ik haar iets zeggen over Dimitri Verhulst. Nog voor ik goed en wel weet - bekentenis: ik ben niet altijd even bedachtzaam - wat zij zegt, kom ik ertussen. 'Dat interview in Psychologies magazine? Ik dacht: jij, pedant kereltje!' En nog terwijl ik het zeg, weet ik dat het niet zozeer zijn uitspraken zijn die me stoorden, als wel de rol van de interviewer. Was het radio, dan had Annemie Peeters hem allang lik op stuk gegeven. Maar in tijdschriftinterviews kruipt de interviewer maar al te vaak in een onderdanige rol, die niet meer kostumering verdraagt dan hooguit drie gedrukte regels. Waarom, vraag ik me af, kan die interviewer niet wat sterker uit de hoek komen? Kan je iemand vandaag de dag zonder tegenspraak laten zeggen dat 'pesten ook heel nuttig is' en 'liefde vanzelf moet gaan'?
Zij (die me al op meer vlakken vooruitgeholpen heeft - lang leve de veelzijdigheid van een goede kinesiste) helpt me op weg en verwijst naar de inleiding van het interview: dat Verhulst het interview liefst zelf geschreven had, dat er nu eenmaal erg veel kanten aan de waarheid zijn en dat hij zich het recht toe-eigent om soms te liegen. 
En inderdaad, in een (neer)geschreven interview heeft de interviewer het laatste woord. Het is zhijn pen die bepaalt hoe het gaat klinken - en zo onvermijdelijk ook bepaalt hoe het gelezen wordt. Het interview wordt een verhaal, waarvan de interviewer schrijver en verteller is, en de geïnterviewde nog slechts een personage. Eén waarover we graag lezen, weliswaar, en ik word steeds nieuwsgieriger waarom (naast me ligt Why Do We Care about Literary Characters? van Blakey Vermeule, dus binnenkort meer daarover).
Zou ik net zo sterk reageren als zijn woorden in de mond van een fictief personage waren gelegd? Als het geen interview was, maar een kortverhaal? Hoeveel afstand én betrokkenheid creëert fictie?Waarom is een verhaal soms net zo sterk of zelfs sterker dan een academische uiteenzetting, zoals Paul Williams argumenteert in 'Creative Praxis as a Form of Academic Discourse'?
En zo krijgt Verhulst alsnog gelijk: een beetje 'pesten' kan nuttig zijn - zijn 'pesterige' ideeën hebben me aan het denken gezet. Bedankt, pedant... personage?


* 'Hij' als neutraal persoonlijk voornaamwoord lijkt zijn beste tijd te hebben gehad. In het Zweeds zie ik steeds vaker een genderneutraal voornaamwoord opduiken, 'hen'. En dat werkt prima, want het Zweeds heeft het voordeel van het klinkeronderscheid: 'han' betekent hij, 'hon' staat voor zij. De genderbepalende klinker staat middenin en kan dus makkelijk vervangen worden door een neutrale klinker, zoals 'e' (al staat die, wiskundig gezien, in het alfabet dichter bij de 'a' dan bij de 'o', en kan je daar dus, als je echt moeilijk wil doen, nog altijd een mannelijk overwicht in lezen).
In het Nederlands ligt het helaas moeilijker. Daar bepaalt de beginmedeklinker het genderonderscheid, en die medeklinker laat zich moeilijker vervangen zonder betekenisverlies. Want wie herkent in pakweg 'lij' een mengvorm van 'hij' en 'zij'? Beide klinkers dan maar? 'Hzij' dat is om stotteren vragen, dus 'zhij'...

dinsdag, februari 24, 2015

Gewoon doen

Vaak flitst 'moet ik iets over schrijven' door mijn hoofd.
Ik hoor op Studio Brussel hoe een luisteraar een nummer van Franky goes to Hollywood aan 'Kingston, Kingston' rijgt, van Lou And The Hollywood Bananas. De link? Hollywood. Nogal voor de hand liggend, lijkt de presentator te vinden. Maar ik ben goedgehumeurd en wil het door de vingers zien, al was het maar omdat niets zo heerlijk is als associëren en ik het geweldig vind dat in een radioprogramma het ene nummer via associatie aan het andere wordt gehaakt. Mmm, associëren. Moet ik iets over schrijven. 
Ik lees op de site van Maria Nikolajeva, onderzoekster kinder- en jeugdliteratuur, over het ontstaan van haar passie voor kinderliteratuur, en hoe en wanneer ze die literatuur ook als onderzoeksobject is gaan beschouwen. Ze schrijft dat het er altijd moet zijn geweest. Ik herinner me een les waarin ik - niet helemaal met de juiste argumenten, maar wel heel oprecht - tegenover de leraar en de hele klas protesteer tegen het ontbreken van kinder- en jeugdliteratuur op de leeslijst in het vierde secundair. Moet ik iets over schrijven.
Ik noteer alvast enkele puntjes op het to do-blok dat ik van mijn moeder kreeg en maak er meteen twee. Het ene lijstje heet '(t)huis', het andere 'literatuur'. Pas dan zie ik dat onderaan al een puntje voorgedrukt staat. Onderaan de eerste lijst: 'nu alvast de slingers ophangen'. Onderaan de tweede: 'wereldberoemd worden'. Toeval of stille wens? Moet ik iets over schrijven.
Ik worstel met de weg die ik op wil, en stuit weer eens op een variant van hetzelfde: wacht niet - tot je zeker bent van succes, tot je een expert bent, tot er tijd is... Moet ik iets over schrijven? Of heb ik dat net gedaan?