vrijdag, maart 22, 2013

Oefening in verveling

Zo'n honderd gezichten staren me aan. Star. Verveeld. En ik blik onbewogen terug. Had iemand me gevraagd of ik meer dan een half uur te kijk wilde staan voor zoveel mensen, ik had hem gek verklaard. Maar in deze functie lukt het gek genoeg wel. Geen greintje gêne voel ik. Net als zij, kennelijk.
Ooit zat ik zelf waar zij nu zitten: opeengepakt in een te grote, kale refter, angstvallig de elleboog van de buur vermijdend en toch zo goed mogelijk op het examen geconcentreerd. Makkelijk is dat niet: er moet met potloden worden gekleurd, hele werelddelen vol. Er moet een atlas worden geraadpleegd, informatie moet minutieus worden overgenomen. 
Net als wij vroeger zijn zij voor de schoolbel klaar. En net als wij vroeger moeten ze wachten. Dat doen ze op vele manieren. Ze herschikken hun haar - sommigen creëren de strafste kapsels zonder spiegel, wat me doet vermoeden dat ze al heel veel mét spiegel hebben geoefend -, anderen bedenken vreemde spelen op de achterzijde van hun kladblad, waarbij letters uit de tekst die daar staat gecombineerd moeten worden met andere letters. Er zijn er die hun kladblad tot origami vouwen, er zijn er die ingewikkelde lijntekeningen maken of namen grafisch vormgeven. Er zijn er die rechtop proberen te slapen en er zijn er die een half uur lang onafgebroken naar één punt staren. Maar er is niemand die wegduikt in de wijde wereld van zijn atlas.

donderdag, maart 21, 2013

Neem pen en papier

Zou er een gen voor 'observatie en commentaar' bestaan? De oudste licht voortdurend toe wat ze doet, hoe ze dat doet, waarom ze doet wat ze doet. 'Hoor ze bezig,' lachen wij dan. Maar daarnet hoorde ik mezelf bezig. In stilte, weliswaar, en onder het mom van blogideeën, of schrijfoefeningen, zo je wil. Geen seconde is het stil, daar in mijn hoofd. Terwijl ik door het dorp wandel en boodschappen doe, dicteer ik mezelf voortdurend: wat ik zie, hoor, ruik, wat me opvalt, bevalt, stoort. Niemand noteert, en slechts een enkele keer landen de zinnen uiteindelijk ook echt op papier of scherm. Toch blijf ik het doen. Is dat vreemd? Een naar schizofrenie neigende afwijking? 
Ach, neen. Training is het. Pure discipline op weg naar de ultieme verbale vaardigheid. En een onuitwisbare eigenschap van het gen voor observatie en commentaar.

woensdag, maart 13, 2013

Daar is de lente, daar is de zon 
maar voor de vensterruit,
viel zacht naar beneden, de eerste sneeuw

Een namiddag lang deed de zon haar best om de sneeuw uit de tuin te branden. En toen, even plots als de zon was gaan schijnen, sneeuwde het weer. Stevige, korrelige vlokken die op je gezicht landden als hagel, maar zonder dat scherpe ervan. 
Zoon geraakte - alweer - in extase toen hij merkte dat het niet alleen op straat sneeuwde, maar ook in de tuin. Halfweg de lange gang, aan weerszijden met glazen deur, blikte hij heen en weer. Daar! Sneeuw! En ook daar! Dagenlang sneeuwt het al, en overal. Maar het blijft een wonder.
En gelijk heeft hij. Geen twee sneeuwbuien zijn hetzelfde. Ik zag sneeuw die rondzwierf als afgeklopte bloemsuiker, te zacht om genoeg zwaartekracht te winnen en te landen. Ik zag dikke vlokken, nauwelijks ontkomen aan het geheel van de wolk en alweer op weg om één wit deken te worden. Ik zag een stevige wind sneeuw horizontaal door de straten jagen, als bladeren op een herfstdag - die dwarrelen ook zelden. En ik zag vlokken gewichtsloos in de lucht hangen, netjes over het landschap verdeeld als parels aan een ketting.
Heeft Roderik Six ook dagenlang voor het raam gezeten? Rende hij bij elke druppel regen blij als een kind naar buiten, notitieboekje in de hand om vorm, geur, kleur en gewicht te meten? In Vloed regent het dagenlang, onophoudelijk. Een zondvloed, dus. Al herinner ik me van die laatste  - voor zover je je die herinneren kan, natuurlijk - vooral pijpenstelen. Six brengt meer variatie. Het durft er al eens te miezeren, bijvoorbeeld. Toch is het niet de regen die me het meest bijblijft van dit boek. Wel een soort jongensachtige branie, het scoutssfeertje dat rond de ramp hangt. Pagina's lang heb ik het gevoel dat ik dit al eerder las. Maar waar? Bij Tonke Dragt? Maandenlang stond Vloed al op mijn leeslijstje, nadat dit debuut nogal unaniem de hemel werd ingeprezen (hier en hier en hier bijvoorbeeld). Las ik misschien al te veel recensies? En dan, ruim halfweg, weet ik het: de sfeer van De stad der blinden, van José Saramago. Daar kan Vloed - uiteraard?niet aan tippen, maar van dan af, of neen, eigenlijk van bij het begin, lopen de leeservaringen door mekaar. Alsof ik een boek lees met een kalkje van een ander boek erbovenop. 

zaterdag, maart 09, 2013

Fris als een hoentje, ziek als een hond

Ik heb ze gemist, die lentedagen. Gemist in de zin van 'pats, boem, weg'. Ze trokken achter het raam voorbij, terwijl ik hondsberoerd in bed of, ter afwisseling, in de zetel lag. Vreemd eigenlijk, dat we de graad van ziekte meten aan een dier. Waarom is 'zo ziek als een hond' erger dan pakweg 'zo ziek als een vogel'? Omdat we die laatste vooral kwiek door de lucht zien fladderen en we die eerste wel eens lui in een mand zien liggen? Papegaai is anders erg ziek, hoor, in het gelijknamige liedje. 
Ik hoorde het wel, het gekwetter en gefladder van de vogels. Het brengt de lente dichter, en de avond lijkt op slag een stukje minder donker. Er is leven daarbuiten, ook als wij de gordijnen toetrekken en ons langzaam naar de nacht toe werken. 
En toch heb ik ze gemist. Want meer nog dan de warmte van de zon en de klank van de vogels, is het de geur die telt. De ochtend die dauw en gras parelt, de avond die geuren nog even te drogen legt. En hoe dat alles over je heen dwarrelt, als je op zo'n lentedag de buitenlucht ontmoet.
Ach, er komt weer sneeuw, zegt men. Dan komen er vast ook weer eerste lentedagen. En kan ik, fris als een hoentje, die lentegeur najagen.