dinsdag, januari 29, 2013

Oud nieuws

U weet dat ik voor - en in, en tussen - de klas sta. U weet ook, sinds die dag dat ik mezelf de biecht afnam, dat ik geen journaalkijker ben. Wie één en één optelt, kan vermoeden dat ook ik niet schitterend zou scoren op de test die studenten uit de lerarenopleiding voorgelegd kregen. Om u gerust te stellen: het valt nog mee, ik behaalde 11/15 (op de verkorte versie van De Standaard, weliswaar, voor de volledige had ik nog geen tijd, want leerkrachten hebben altijd een pak voorbereidingswerk, weet u wel - of dacht u dat dat kwam omdat ik, bij gebrek aan algemene kennis, voor elke les het hele net moet afsurfen?). 
Als student had ik die score wellicht te laag gevonden, maar nu, in het licht van het geheel, durf ik hem openbaar te maken. Want waarom staat  'parate kennis' plots gelijk aan kennis van de actualiteit? En waarom is het belangrijker dat ik weet hoe Netanyahu eruit ziet, dan dat ik weet wie hij is? Niet de onderzoekers wil ik hier met de vinger wijzen, wel de media. Terwijl idealistische docenten proberen om studenten een kritische houding bij te brengen, waarbij zaken, op basis van algemene kennis en zorgvuldig opzoekwerk, gewikt en gewogen worden, moet het daarbuiten altijd korter, altijd sneller. 
De hele rit van huis naar de dokter hoor ik speculeren wat koningin Beatrix zal aankondigen. Om zeven uur zou ze een belangrijke toespraak houden. Maar niemand kan het geduld opbrengen te wachten. Er wordt druk gespeculeerd over de inhoud, bijna is die bevestigd door 'betrouwbare kringen rondom het hof'. Bijna-nieuws is altijd belangrijker dan nieuws.
Doe mij dan maar... een boek. Non-fictie als u wil, want ook daar valt algemene kennis te rapen. Grondig gewikt en gewogen. Gereviseerd en gecontroleerd. In Europa (Geert Mak) en Congo (David van Reybrouck) wachten, onder de vele andere, al veel te lang om te worden uitgelezen. En laat ons hopen dat het fenomeen in de literatuur uitblijft. Stelt u zich eens voor: dan lezen we recensies voor het boek geschreven is, zorgvuldig gespeculeerd, bijna bevestigd door betrouwbare kringen rondom de auteur. 

zondag, januari 27, 2013

Leesweer

(Een dag of wat geleden)

Ik druk de deken nog wat aan, 'want het gaat vriezen vannacht'.
'Van het kraken,' antwoordt driejarige zoon.
Het vriest dat het kraakt: het is een uitdrukking die ik de laatste tijd niet heb gebruikt, al was ze de voorbije weken ongetwijfeld van toepassing. Ze moet vanuit de school zijn woordenschat zijn binnengesijpeld. Wanneer ik dat aan de juf vertel, licht ze even op. 'Je ziet dat er toch wel iets blijft hangen...'
Het is vanuit diezelfde hoop dat ik tassen vol boeken aandraag: romans, strips, prentenboeken ook. Want we mogen dan in een beeldcultuur leven, heel divers is die voor de meeste jongeren niet. Dus glibberde ik ook vandaag weer over het ijs, een goedgevulde tas in de hand, een andere over de schouder. Voor de ene klas heb ik wat nieuwe romans meegebracht, voor de andere enkele bundels met fabels. Ik lees de fabel van de schildpad en de gier, in drie versies. In één ervan (De hond, de haan en de jakhals) slaat schildpad 'in duizend stukjes schildpad te pletter'. Ze reageren net als de voorbije jaren: 'Zo gewelddadig!' - en: 'Dat is toch niet voor kinderen...' 
De derde klas kijkt naar de volle tas. 'Niet voor jullie,' zeg ik. Er golft een dubbele reactie door de klas. Van opluchting - geen opdracht, en van teleurstelling - gewoon les. Als ik open met een fragment uit Het hart viel binnen (James Meek - wat ik nu lees, weet u wel), is het toch weer niet zó gewoon. Iemand krabbelt de titel in haar agenda. Een ander vraagt me 'of ik nog zo'n filosofisch boek weet, zoals ze vorig jaar las, met die twee mannetjes.' 'Slaapkoppen?' probeer ik. 'Ja, dat!' Ik beloof erover na te denken.
Met minder boeken ga ik naar huis. Ze houden het tegen hun borst geklemd, als net veroverd speelgoed. Op de hoek van hun bank blijft het liggen. Af en toe klapt de kaft open en glijdt hun blik weg, zoals anders naar hun gsm. 'Ik wil écht dít boek lezen, mevrouw...'
Misschien drukken ze 's avonds hun deken wat aan. Het wordt leesweer.


zaterdag, januari 19, 2013

Kleurenblind

'Maar hoe kan ik dit nu schrijven?' Hij zwaait het blad met het stripfragment (uit Blacksad) wanhopig heen en weer. Op de openingsprent duikt een tijger in kostuum een cafétoog over. Glazen rinkelen de grond op. 'Ik moet een dynamische beschrijving geven en een statische.' Hij heeft het netjes geanalyseerd, dat wel. Eerst stuur ik hem met een kluitje in het riet, maar hij houdt vol: 'Een dynamische! En een statische! Tegelijk! Dat kan toch niet!'. Ik bind in, verzin een handvol zinnen om het tegendeel te bewijzen. Hij houdt zijn blik strak op de prent gericht en knikt, met tegenzin, begrijpend. Bij de volgende stap in de opdracht zal hij ongetwijfeld vinden dat strips sterker werken dan louter tekst, maar voor we zover zijn, gaat de bel.
Als ik 's avonds eindelijk aan dat nieuwe boek begin (James Meek, Het hart viel binnen - herinnert u zich het lijstje?), blijft die scène buiten beeld. Pas nu ik begin te schrijven, zie ik het verband. Want voor mij werkt het dus wel, tekst en louter tekst. Sneller dan ik kan lezen, zie ik het voor me:
'Door de metalen vensterlijsten van het oude betonnen gebouw zag ze de stroken van de zonwering, die schots en scheef werden geduwd door planten in potten, stapels vergeeld papier en oude plastic modellen van de werkwijze van parasieten, geschilderd in de voor het atoomtijdperk typerende kleuren zeegroen, crème, tongroze en nierbruin.' (Het hart viel binnen, James Meek, p. 67)
En meteen daarna, of ergens daartussen, in een soort parallel bewustzijn waar ik naast lezer ook metalezer ben, het besef dat de modellen uit de biologieles net zo modegevoelig zijn als de muren in mijn woonkamer. Dat wat ik voor waarheidsgetrouw hield, niet meer is dan een trendkleur. Uit het atoomtijdperk, althans volgens auteur James Meek - of zijn verteller.
Dat had een vakje uit een stripverhaal mij niet kunnen vertellen. Of toch? Ik neem me voor voortaan nog aandachtiger te kijken. Naar het stripverhaal. En stiekem mee over de schouder van mijn dokter, als die naar oren of keel van de kinderen kijkt. Zie ik daar geen glimp koraalrood?


maandag, januari 14, 2013

Ten minste houdbaar tot

Gisteren klonken ze nog door mijn hoofd, de zinnen die ik hier zou neerschrijven. Ze waren daar al enkele dagen aan het echoën, want in het zoeken naar een nieuw werkritme schoot neerschrijven erbij in. Ze echoden er zo lang, dat ik me begon af te vragen of woorden een houdbaarheidsdatum hebben.
Ja, blijkt nu. Want net als een echo uitsterft, is vannacht ook een deel van wat ik wilde schrijven verdwenen. Pof. In rook opgegaan.
Alleen dat ene beeld blijft overeind: van de man die een peer schilt. We slaan een praatje, maar de inhoud gaat aan mij voorbij - zoals wanneer je ergens aankomt met de wagen, en je niet meer weet het traject te hebben afgelegd. Mijn aandacht ligt bij de peer, bij het mes dat vlot door de peer glijdt tot er op de rand van de kopieermachine vier gelijke delen liggen, zo gelijk dat je je bijna niet kan voorstellen dat ze samen één peer vormden. Waar eens het klokhuis zat, zit nu een holte, een glooiing als de kom van een hand. De bruingroene schil steekt af tegen het witte toestel waarop ze liggen. En dan, net voor de man de stukken peer weer opneemt, is het gesprek afgelopen en draai ik me om. En de hele tijd blijf ik me afvragen: at hij ze op mét schil? Of hapte hij de delen leeg? Drupte er sap over de rug van zijn hand?
Ik weet bij voorbaar dat het me niet zal lukken het beeld in woord te vatten. Dat zoiets is weggelegd voor schilderijen.  Zoals die van Edward Hopper. Of Jan De Maesschalck. Of voor een film zoals Girl with a pearl earring (ik moet nog altijd eens nagaan of ook het boek van Tracy Chevalier zo boordevol stillevens zit). Nochtans zijn er die het kunnen: Peter Verhelst schreef eindeloos zinnelijk over een restaurantbezoek in Het spierenalfabet. Vooral het beeld van de sinaasappel is me bijgebleven. Nu ik het nalees: ook daar 'valt de schil in vier gelijke delen open' (p. 33).

zondag, januari 06, 2013

Hoog bezoek

Soms glippen boekpersonages langs de achterdeur naar binnen, zomaar, zonder hun verhaal. Zoals 'Meisje'. Ze was me opgevallen op een van de prentkaarten op de stand van De Eenhoorn (de uitgeverij die zo veel sterke illustratoren in haar fonds heeft, al gaat Lannoo aardig in de tegenaanval), en mocht mee naar huis. De oudste hier zou vast wel wat in dat ferme, rozige meisje zien, dacht ik. 
Intussen wandelde ook het boek hier binnen. Langs de voordeur, zoals dat hoort. En in geschenkpapier. Even stuitte het op weerstand - 'Mama, jij koopt ALTIJD boeken voor mij!' - maar die duurde niet lang. Er zit immers een cd bij het boek, en muziek, dat is geweten, verzacht de zeden. Nu durven cd's bij boeken wel eens tegenvallen, en spelen ze soms niet meer dan de rol van Samson op de hespenworst: koop mij! Maar niet hier: Buurman leest een boek (Koen Van Biesen) is schitterend 'verklankt'. Zo aanstekelijk dat het melodietje al de hele avond door mijn hoofd zingt - of bangt, of bonkt.
Nochtans hoorde ik vandaag nog iets veel sterkers. Muzikaal kan ik dat niet evenaren, zelfs niet stilletjes in mijn hoofd, maar de beelden schuiven nog steeds langs in mijn hoofd en ik heb me - ja, een beter woord kan ik niet vinden - gelaafd aan deze voorstelling. Prinses Turandot zet de weg naar opera wagenwijd open, voor iedereen, niet alleen voor die 4-plussers uit het programmaboek. Gaat dat zien, gaat dat zien!
En dan bleek bij het buitengaan dat ze nu ook in een boek zit, met illustraties van Ingrid Godon, uitgegeven door Lannoo. Mét cd. Zal ik de prinses alvast op de koffie vragen?




donderdag, januari 03, 2013

Groot nieuws

Ik beken (dat is nu al de tweede keer hier, op enkele dagen tijd): ik ben geen journaal-kijker. Kranten lees ik internetgewijs: scrollend en scannend. Nu en dan pik ik toch wat berichtgeving op, op de radio, tijdens de korte momenten in de auto, verborgen in een krant, onder een treffende kop. Erg interessant is dat. Gisteren nog: Sven Nijs lag ziek te bed. Hoe het nu met hem was, wilde de verslaggever weten. Minutenlang lichtte zijn coach dat toe. Hij klonk erg verkouden, dichte neus, veel snot ook. Te belabberd om te trainen. Of vandaag: 'Op verschillende plaatsen zijn heel wat koopjesjagers gesignaleerd.' Alsof het een nieuwe diersoort is. Maar waar? En hoeveel? Een journaal verder weet men al meer: dat sommigen zich echt hebben voorbereid, recht naar de rekken lopen, en betalen. Anderen moeten nog passen.
Kom nu. Wil iemand een boek?

Ochtendmoois

De regen talmt. Nog altijd kleven druppels aan de ruiten en ziet de straat eruit 'alsof die net is gedweild' - zo merkt de oudste op. Twee oudjes laten het niet aan hun hart komen: met de handen in elkaar geslagen stappen ze over de stoep. De man heeft ook zijn tweede hand over hun verstrengelde handen gedrukt, als om te benadrukken dat het geen toeval is, niet alleen een middel om overeind te blijven op de gladde straat. Meer nog dan die hand bezegelt hun gesprek de liefde. Ze gaan er erg in op, in dat gesprek. Over het weer hebben ze het niet. Ze praten over grote zaken, over hoe ze in het leven staan of waarom iets mooi is. Tenminste, dat is wat ik lees in hun gezichten. Ogen luisteren er net zo hard mee als oren. Bijna likken ze de woorden van mekaars lippen. Op de radio zingt 'The Isbells': '... and the morning always brings something beautiful.'