vrijdag, april 03, 2015

Wie spreekt? De ethiek van het geschreven interview

Terwijl ik probeer om elk kind het stuk taart te geven dat zhij* wil, hoor ik haar iets zeggen over Dimitri Verhulst. Nog voor ik goed en wel weet - bekentenis: ik ben niet altijd even bedachtzaam - wat zij zegt, kom ik ertussen. 'Dat interview in Psychologies magazine? Ik dacht: jij, pedant kereltje!' En nog terwijl ik het zeg, weet ik dat het niet zozeer zijn uitspraken zijn die me stoorden, als wel de rol van de interviewer. Was het radio, dan had Annemie Peeters hem allang lik op stuk gegeven. Maar in tijdschriftinterviews kruipt de interviewer maar al te vaak in een onderdanige rol, die niet meer kostumering verdraagt dan hooguit drie gedrukte regels. Waarom, vraag ik me af, kan die interviewer niet wat sterker uit de hoek komen? Kan je iemand vandaag de dag zonder tegenspraak laten zeggen dat 'pesten ook heel nuttig is' en 'liefde vanzelf moet gaan'?
Zij (die me al op meer vlakken vooruitgeholpen heeft - lang leve de veelzijdigheid van een goede kinesiste) helpt me op weg en verwijst naar de inleiding van het interview: dat Verhulst het interview liefst zelf geschreven had, dat er nu eenmaal erg veel kanten aan de waarheid zijn en dat hij zich het recht toe-eigent om soms te liegen. 
En inderdaad, in een (neer)geschreven interview heeft de interviewer het laatste woord. Het is zhijn pen die bepaalt hoe het gaat klinken - en zo onvermijdelijk ook bepaalt hoe het gelezen wordt. Het interview wordt een verhaal, waarvan de interviewer schrijver en verteller is, en de geïnterviewde nog slechts een personage. Eén waarover we graag lezen, weliswaar, en ik word steeds nieuwsgieriger waarom (naast me ligt Why Do We Care about Literary Characters? van Blakey Vermeule, dus binnenkort meer daarover).
Zou ik net zo sterk reageren als zijn woorden in de mond van een fictief personage waren gelegd? Als het geen interview was, maar een kortverhaal? Hoeveel afstand én betrokkenheid creëert fictie?Waarom is een verhaal soms net zo sterk of zelfs sterker dan een academische uiteenzetting, zoals Paul Williams argumenteert in 'Creative Praxis as a Form of Academic Discourse'?
En zo krijgt Verhulst alsnog gelijk: een beetje 'pesten' kan nuttig zijn - zijn 'pesterige' ideeën hebben me aan het denken gezet. Bedankt, pedant... personage?


* 'Hij' als neutraal persoonlijk voornaamwoord lijkt zijn beste tijd te hebben gehad. In het Zweeds zie ik steeds vaker een genderneutraal voornaamwoord opduiken, 'hen'. En dat werkt prima, want het Zweeds heeft het voordeel van het klinkeronderscheid: 'han' betekent hij, 'hon' staat voor zij. De genderbepalende klinker staat middenin en kan dus makkelijk vervangen worden door een neutrale klinker, zoals 'e' (al staat die, wiskundig gezien, in het alfabet dichter bij de 'a' dan bij de 'o', en kan je daar dus, als je echt moeilijk wil doen, nog altijd een mannelijk overwicht in lezen).
In het Nederlands ligt het helaas moeilijker. Daar bepaalt de beginmedeklinker het genderonderscheid, en die medeklinker laat zich moeilijker vervangen zonder betekenisverlies. Want wie herkent in pakweg 'lij' een mengvorm van 'hij' en 'zij'? Beide klinkers dan maar? 'Hzij' dat is om stotteren vragen, dus 'zhij'...

Geen opmerkingen: