zondag, april 28, 2013

Gelogen vogel

Ik word wakker van vogelgekwetter en voel hoe de kou me in het gezicht blaast. Het is een aangename, verwachtingsvolle kou - en hij is niet echt. Ik lig in bed met de deken over me heen en heb het warm, maar het gekwetter van vogels brengt een hele rij ochtenden aan het zingen. 
Altijd moest ik ergens heen, voor dag en dauw, bij vogelgekwetter dat de ochtendstilte in de schijnwerpers zet: de blauwe uren voor een schoolreis, een buitenlandse vakantie...
's Avonds hetzelfde, al klinken de vogels anders nu. Ze blikken terug, terwijl koude lucht door de nog warme avond danst en de geur van gras opstijgt. Ook dat is niet echt: de vogels hoor ik, hier binnen, maar de avond is nog niet zacht genoeg om buiten te zitten en vanachter het vensterglas ruik ik geen gras.
Het blijft heerlijk en fascinerend, hoe geluiden en geuren en soms zelfs een fractie niets, waarin geen aanwijsbare prikkel te ontdekken valt, herinneringen in werking stellen. Als ik ooit een stapel tijd kan delven - oh, hoe heerlijk, een mijn te vinden waar tijd te delven valt - lees ik er een stapel boeken over.
Intussen hou ik het bij al die andere die op me liggen te wachten. Al is het duidelijk tijd voor een extra stapeltje. 'Welke vogel is dat?' vroeg mijn dochter, toen ze vanuit een hoge boom in een van de buurtuinen een vogel hoorde fluiten. Het klonk heel alledaags. Herkenbaar ook. Een merel misschien? Ik moest het antwoord schuldig blijven.




dinsdag, april 23, 2013

Vlotjes

'Vaardig en vlot'. Zo heetten de werkschriftjes die wij in het vijfde leerjaar invulden. Wat 'vaardig' en 'vlot' betekende had de juf ons bij het begin van het schooljaar uitgelegd. Of misschien ook niet. Ze zei in elk geval dat ze die omslachtige benaming niet meer zou gebruiken, en dat ze voortaan zou zeggen 'onze Vlotjes te nemen'. Dat deden we vlot.
Maar het woord wil ook wel eens op weerstand stuiten, zo hoorde ik vanmiddag in een afgeluisterd gesprek. Twee leerlingen vertelden in de broodjeszaak aan een derde hoe 'die van Nederlands' gezegd had dat ze 'een vlotte pen had'. Het meisje had verontwaardigd geantwoord dat dat niet kon, want 'ze had die opdracht meteen getypt, hoor'. De twee waren intussen een uitdrukking rijker, en begrepen dat hun anekdote best grappig was. Niet voor de derde, helaas, want ook zij moest vragen wat 'die van Nederlands' daar dan wel mee had bedoeld.
'Jou krijg ik nog wel,' kreunt de juf. Ze sleurt Mieke de school binnen. Ze pakt haar in haar kraag en hangt haar met jas en al aan de kapstok.
'Ziezo,' zegt ze. 'Dat zal je leren.'
En dat is maar goed ook, want je bént op school om te leren.
Guus Kuijer, Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt
Helemaal eerlijk is het misschien niet, dat ik dit verhaal aan de grote klok hang, want zo zijn wij, leerkrachten, dan wel weer. Even lachen - en eigenlijk toch voortdurend willen dat er wordt bijgeleerd.
Ik las gisteren een eerste van de - zo stelde ik laatst vast - behoorlijk wat nooitgelezen boeken van Guus Kuijer. Ik neem me voor zijn hele oeuvre te lezen, want dat is het minste wat je kan doen voor zo een grote meneer. Hij slaagt er als geen ander in die grotemensenwereld te typeren, vanuit een helder en eerlijk kindperspectief. Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt is heerlijk absurd - en ook weer niet, want Guus Kuijer slaat nagels met koppen.
'Kinderen!' roept de juf. 'Hebben jullie 103 al gezien? Dat is een nieuw kind. Even uitlachen hoor.'
De kinderen leggen gehoorzaam hun pen neer. Ze kijken naar Mieke.
'Hiehaa, hoehaa,' schreeuwen ze.
'Hoor je?' vraagt de juf. 'De kinderen lachen je uit. Want zo zijn kinderen.'
Ze slaat met haar stok op tafel dat het knalt.
'Aan 't werk!' schreeuwt ze.
De kinderen pakken hun pen en schrijven verder. Alleen 98 niet. Die werkt zijn rekenboek naar binnen, blaadje voor blaadje. 
Guus Kuijer, Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt
Zou Oliver Jeffers daar de mosterd hebben gehaald?  

Mance Post, in Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt

 

 

 
 
 
 

zaterdag, april 20, 2013

Het lezende kind

We zitten aan de tuintafel: de coole jongen (met zonnebril, de voeten tegen de tafel), de 'lachende heks' en ik. De lachende heks, dat is de jongste, met paarse kaptrui en een haperend lachje. Het epitheton ornans kreeg ze van de coole jongen, goed drie jaar oud. Gek is dat, die constructie met adjectief op basis van een onvoltooid deelwoord. Een tijd geleden viel die me ook al op, toen ik stiekem meeluisterde terwijl de oudste haar beer voorlas. 'En toen kwam de eend bij het huilende monster...' Ze las uit een strip dat ik zelf nooit (voor)las (en ook de lezende papa niet), dus de beschrijving en constructie zijn geheel voor haar rekening. Ik kan niet meteen een voorbeeld bedenken van deelwoord+substantief in natuurlijke, gesproken taal. En ook zij reserveren de constructie voor het rijk van fantasie en verbeelding. Geen idee uit welk boek ze dit hebben opgepikt, maar overtuigend is het wel: voorlezen bevordert de taalontwikkeling. Al twijfelde u daar natuurlijk allang niet meer aan.


dinsdag, april 16, 2013

Waarbij het belangrijk debet korter lijkt

U fronst de wenkbrauwen? Dat deed ik ook. En de leerling die dit schreef ongetwijfeld ook, toen ze de zin die aan deze parafrase voorafging voor ogen kreeg. Maar dat weerhield haar er niet van om precies die zin aan te halen in haar bespreking. Misschien lijkt wat je niet begrijpt altijd belangrijker.
Ook mijn dochter laat graag wat moeilijke woorden slingeren. 'Waar is de aansluiting?' vraagt ze, wanneer ze in een boek naar de inhoudstafel zoekt. Of, terwijl ze tevreden haar kinderijsje oplepelt en ik nog zit te wachten: 'Waar blijft jouw bestek?' Bestek had ik ook nog niet, maar wellicht had ze toch de gehele bestelling voor ogen.
(Daar is die dochter weer, zult u zeggen. En altijd de oudste, merkte mijn broer op, 'alsof ze er geen andere heeft'. Toen ik deze blog begon, zou ik het niet over mijn gezin en huis-tuin-en-keukenervaringen hebben - daarvan bestaan er voldoende andere blogs, en goede ook. Over taal zou ik schrijven, en over wat ik las. Maar geen mens strooit zoveel taalkwesties over me heen als zij. En haar eerste boek schreef ze ook al - zoals u eerder kon lezen.)
Het grote verschil tussen beide taalgebruikers: de schoolloopbaan van mijn dochter moet nog beginnen, die van de leerling zit er bijna op. Waar ging het mis? Wanneer hield taal op speelgoed te zijn en wil wat verborgen zit niet meer gevonden worden? 
In een les taalfilosofie vroeg ik naar het moeilijkste woord. Misschien had ik 'debet' verwacht, of 'parafrase'. Niets van dat. 'Ik zie je graag,' zei een leerling. 'Of: ik mis je. Dàt zijn moeilijke woorden.' Het werd een leuke les, waarin we veel met woorden speelden. Blokken zijn het voor hen niet meer, maar raadsels des te meer. Misschien ging het dus toch niet zo mis. Ik zal ze missen, die leerlingen.

zondag, april 14, 2013

Zondagschauffeurs

Als je net tweemaal hebt getierd voor de hele straat en de man op zijn brommer er het liefst had afgesleurd om hem eigenhandig tegen de muur te ketsen, ben je misschien toe aan vakantie? Pech. Die vakantie loopt over enkele uren af.
En misschien heeft het ook weinig met stress te maken, maar alles met dat oersterke moedergevoel. Het ene kind stond bij mij, aan de ene kant van de straat, de twee andere stonden aan de overkant. Met helm, weliswaar, maar die had bij die overdreven snelheden weinig kunnen betekenen.
Ik doe erg mijn best om bij dit stukje therapeutisch schrijven te kalmeren, maar dat de brommerrijder in de straten om mij heen blijft rondcirkelen als een wesp rond je hoofd, helpt daar niet echt bij. Blijkbaar werken moeders met kinderen voor sommige chauffeurs als een rode lap op een stier: beide hadden tijd genoeg om te zien dat wij er waren, maar beide vonden het nodig om in deze rustige centrumstraat het optrekvermogen van cabrio respectievelijk moto uit te proberen. Of is het die rode trui die ik draag? Het zicht op een rok en de stralen van de eerste zomerzon?
Het voorval doet me denken aan de rechter die aan een hardleerse snelheidsovertreder opdroeg het boek 'Tonio' van A.F.Th. van der Heyden te lezen. Zelf las ik dat boek nog niet - en misschien doe ik dat ook beter niet, of ik ga een volgende keer helemaal 'over de rooie'. Misschien moet ik er wat exemplaren van aankopen en voor de wielen van deze 'zondagschauffeurs' uitstrooien. Beter dan spijkers, toch?

(O, en gelooft u mij, voor die laatste zin was ik echt weer tot rust gekomen. Maar toen dook hij weer op, die veel te luid en te snel optrekkende brommer. Terwijl wij in een centrum wonen. Maar wraakzuchtig, ik?)

woensdag, april 03, 2013

Kinderspel

Het is geen geheim dat ik droom van een boek. Een eigen boek, geurend naar verse inkt. Zoals in die scène uit De kinderen van Bolderburen, waarbij Britta en Lisa en alle anderen aan hun nieuwe boeken ruiken, en van het ruiken lezen komt, hoewel hen dat verboden was, en hoe van 'alleen maar een heel klein stukje' een volgend stukje kwam, 'maar dat hielp niets, want toen ze het volgend stukje had gelezen was het nog net zo spannend.' Tot het hele boek gelezen was. En ook dat 'gaf niets, want ze kon het op kerstavond best nog eens overlezen.' Ik ben afgedwaald, maar kan ik me eigenlijk geen mooier voorbeeld van leesplezier bedenken - en in het Jaar van het Voorlezen mag je daarvoor al eens afdwalen.
Maar dat eigen boek. Tja. U hebt gemerkt dat het al moeilijk is om deze blog aan te houden (u kan natuurlijk ook denken dat ik in tussentijd met het 'echte' schrijfwerk bezig ben - maar dan zou u al te goedgelovig zijn). U weet net als ik dat (honderd)duizenden anderen een boek ambiëren. En als ik dan al ooit een boek zou publiceren, dan wordt dat een van de vijfduizend andere titels literaire fictie dat jaar, las ik gisteren nog in Rekto:verso. U loopt dus ongetwijfeld ongemerkt aan mijn boek voorbij. 
Maar toch. Wie een boek wil, moet op de eerste plaats schrijven. En daar wringt het schoentje. Mijn moeder begreep dat wat druk een handje kan helpen en kondigde aan dat mijn dochter het boek zou schrijven dat ik zelf altijd had gewild. 
Enkele dagen geleden was het zover: de dochter (niet diegene die zij had bedoeld, maar dat geheel terzijde) vond een bundel aan mekaar geniet papier en maakte een boek. Op elk blad kwam een tekening. Bovenaan kwam de tekst. Toen ze klaar was, moest ik voorlezen. 'Imhhseoon,' las ik, want dat stond er. Heel even keek ze bedenkelijk, maar toen haalde ze haar schouders op, lachte eens en zei: 'Het is in het Zweeds!'


P.S. Volgens datzelfde artikel zal ik aan dat boek (het mijne, niet dat van de dochter) 1320 euro verdienen. Bruto weliswaar. En dat net nu de loopbaanonderbreking in het onderwijs wordt teruggeschroefd. Zal ik maar alvast met crowdfunding beginnen?