maandag, december 31, 2012

I'm lucky

U zult vast met me lachen, als ik beken dat ik nu pas heb ontdekt dat ze niet verdwijnen, die doodles van Google. De 'I'm lucky'-knop onderaan de zoekbalk had ik tot nog toe angstvallig vermeden. Was me te verdacht. Maar nu, op de laatste dag van het jaar, werd ik er dan toch naartoe gezogen - als was het een krasbiljet van de loterij. En ik heb gewonnen!
U ook, trouwens, want nu kan ik u alsnog wijzen op die fantastische doodle voor de 200ste verjaardag van de sprookjes van Grimm. Wit als sneeuw, zwart als inkt, het bejubelde boek van Vanessa Joosen over diezelfde sprookjes, staat (gesigneerd, alleen al daarom ben ik het lezen verplicht) geduldig in het rek op me te wachten. Zo zijn sprookjes nu eenmaal: geduldig. Vroeg of laat duiken ze weer op.
Lijkt me geen slecht motto voor het komende jaar: wat je echt wil, komt vroeg of laat wel weer bovendrijven. 

Een traag 2013 gewenst!


zondag, december 30, 2012

Taalarchitecten

Late avonden en drukke vakantiedagen eisen hun tol. In beide kampen. En dus beantwoord ik het gejengel van de kinderen met het - toegegeven, weinig vindingrijke - 'Ik ga jullie allemaal... in een kast steken.' Dat beletselteken staat er niet zomaar: ook in werkelijkheid hakte ik de zin in twee. Niet omdat het me aan ideeën ontbrak, maar omdat ik even als een echo van mijn eigen kindertijd dreigde te klinken. 'Verkopen,' durfde mijn moeder wel eens aan die beginzin toe te voegen. Als kind was ik nooit  helemaal zeker dat dat dreigement onuitgevoerd zou blijven. En ook nu, zelf moeder, kies ik toch maar liever voor het zekere: die kast, daar haal ik ze over een minuut of wat wel weer uit. 
Vreemd toch, hoe taal in ons hele wezen verankerd zit. Dat niet alleen de woorden klaarliggen, maar ook hele voorgemetste zinnen. Best mogelijk dat wat ik hier schrijf niet door mezelf is ontworpen, enkel opgebouwd naar het voorbeeld van een ooit opgeslagen grondplan. 
Er was een tijd - bij nader inzien duurt die nog voort - dat ik niet erg mee was met populaire cultuur. En dus duurde het erg lang voor ik doorzag dat de helft van de uitspraken van die ene jongen uit gestolen zinnen bestonden. 
Ook hier in huis stelen ze maar raak. Daarnet nog, in het heetst van het spel, een discussie tussen twee playmobilfiguren:
- Ik ben BOOS, HOOR!
- NEE, IK BEN HET BOOST!
- ... van het land.
Of ze dit uit de Disney-vertolking of uit de originele versie plukten, moet u henzelf vragen.



zaterdag, december 29, 2012

Rijgen

Van alle vermogens van onze brein, vind ik het vermogen te associëren misschien wel het allerleukst. Dat ik koffie maak - die ene koffie per dag, net na de middag, om mezelf even halt toe te roepen -, dat ik daar een stuk chocolade aan toevoeg, ingegeven door ons bezoek aan Boon, en ik daardoor niet alleen de koffie proef die ik zoëven heb gemaakt, maar, veel meer nog, de koffie die ik gisteren heb geproefd. En dat ik daar dan dat hele statige, warmbruine interieur bij zie, dat ik me herinner hoe mijn moeder me vertelde dat haar moeder, als er bezoek kwam, een stukje chocolade bovenop de gemalen koffiebonen legde, en hoe ik bijna gelijktijdig weer in de keuken van mijn grootouders ben, al is dat niet de keuken waarin de koffie voor het bezoek werd geschonken. Dat dat allemaal kan in enkele seconden. Dat u, de lezer, nu misschien ook koffie ruikt, hoewel er in het hele huis geen kopje te vinden is. Dat literatuur precies zo werkt. Heerlijk toch?

dinsdag, december 25, 2012

Kerstkindjes

Bijna dagelijks doorstaan we de verleidingen van de met lekkers volgestouwde bakkerij wat verderop - en dus durven we in het weekend wel eens zwichten. Een met suikerfiguur versierd kerstbrood ontlokt enthousiasme: het suikerfiguurtje wordt voor het - weliswaar niet meer pasgeboren, maar toch nog echt baby - zusje aanzien. 'Dat is Jezus,' zeg ik. 'Jezus?' Het wordt tijd om het kerstverhaal een plaats te geven tussen de voorleesboeken. Maar of de kinderbijbel uit mijn eigen jeugd, in een vertelling van Alfons Timmermans, daar nu het beste middel voor is? Bij een bezoek aan een kinderboekenwinkel in Nijmegen een tweetal jaar geleden zag ik een heel rek vol kinderbijbels. Moet ik me maar eens in verdiepen, want voor het heerlijke Wat de ezel zag van Frank Adam en Klaas Verplancke zijn ze nog enkele jaren te jong.
Intussen blijft het buiten pijpenstelen regenen, en lijkt het verhaal van de ark van Noah aan prioriteit te winnen. Gelukkig is de zoon helemaal wild van boten, en mogen bij hem altijd alle speelgoedfiguren mee.

Zalig kerstfeest!


maandag, december 24, 2012

Onderweg

Soms kom ik in tijden het dorp niet uit. Waarom zou ik ook? Alles wat een mens nodig heeft; ligt op wandelafstand. Net als vroeger, denk ik dan. Alleen komen de producten van overal aangevlogen. De jaarlijkse - weer eens te laat geopende - jacht op kerstgeschenken dreef me toch het dorp uit. Dat werd grappig: ik zag hoe een ijverige landbouwer zijn lading verloor omdat het te hoog gestapelde hooi niet onder de brug paste, ik zag hoe zijn kompaan zich in het zachte hooi uitstrekte terwijl het onder politietoezicht aan de andere kant van de brug weer werd opgestapeld, ik zag hoe twee boeven een gammele laadbak overvielen omdat het in zorgvuldige letters geschilderde woord 'gold' hen lokte - of, neen, dat laatste zag ik niet écht: het speelde in een door Lucky Luke geïnspireerde stijl door mijn hoofd zodra ik hem zag, die vrachtwagen met afgebladderde laadbak, en daarop in witte handgeschilderde letters 'gold'. Maar het was in elk geval echt genoeg om daar bij het verkeerslicht, achter het stuur van de wagen, grinnikend te wachten tot het licht weer op groen sprong.

donderdag, december 20, 2012

Als marktkramer geboren

'Dames! 't Zijn goeie kousen, dames!' Kousen klinkt als 'kasen', en het geheel klinkt net zo mechanisch als het  pratende rendier dat ongetwijfeld ergens een kerstboom vergezelt. Hoort die man dat eigenlijk nog zelf? Moet hij, heel even maar, een drempel over om zo luid te roepen dat zijn stem tot bij de zich voorthaastende marktbezoeker geraakt (het regent immers, dus er is nauwelijks volk en wie er is, treuzelt niet)? Of gaat het net zo vanzelf als wanneer je autorijdt: je ziet een rood licht en, hop, je bent al aan het remmen? En gebeurt het dan ook wel eens wanneer het niet hoort? Een vrouw steekt de straat over terwijl hij onkruid staat te wieden en daar floept het zinnetje zijn mond uit: 'Dames! 't Zijn goeie kousen, dames!'

maandag, december 17, 2012

Een kamer uit de boeken

Ik heb er stilaan een aparte kamer voor nodig, voor al die spullen waarmee ik de kamer van de oudste zou opfleuren. Bijna drie jaar heeft ze die, en nog altijd zijn de muren blank (op een enkel decoratiestukje en een grillige potloodlijn na, waarmee ze zelf had geprobeerd om de situatie wat recht te trekken). Ik kocht een lap stof - vol verhaalstof - bij Ikea, een (Nederlandstalige!) abc-poster, verzamelde prenten van Pippi Langkous en Lacombe's Sneeuwwitje, sleepte kleurrijke kaders aan... en borg alles weer op.
Iets fluisterde me in dat dat alles in één zet zijn plaats moet vinden. De totale metamorfose, een 'voor en na' uit de boekjes waardig. Maar waarom? Brengt één keer uitzinnige vreugde meer vreugde dan een opeenstapeling van kleinere momenten van verrukking? In 19 keer Katherine van John Green werkt Colin, het hoofdpersonage, een wiskundige formule uit voor zijn relaties. Dat vergt behoorlijk wat herzieningen, gepruts met vergelijkingen en onbekenden. En allicht laten emoties zich ook niet zomaar optellen. Eerder vergaat het hen als water: ze verdampen, condenseren, slaan weer neer. Net zoals dat met herinneringen gaat. Die durven ook wel eens valsspelen. En dan begint het me plots te dagen: ergens, ver weg, in de humuslagen van mijn leesverleden, schuilt die immense verrukking om de allermooiste kamer. Niet ik had die gekregen, maar Lisa, Lisa uit Bolderburen. 
'Ik schreeuwde het uit, zo blij was ik. Ik vond het 't mooiste verjaardagscadeau dat ik ooit had gekregen. Vader zei dat moeder hem bij het toveren geholpen had. Vader had het behang getoverd. O, wat een mooi behang met een heleboel kleine boeketjes erop! En moeder had de gordijnen voor de ramen getoverd. Vader had 's avonds, ginds in de werkplaats, een kastje, een ronde tafel, een boekenplank en drie stoelen voor mij getoverd en alles wit geschilderd. Moeder had de lapjeskleden getoverd die op de grond lagen en rode, gele, groene en zwarte strepen hadden. Ik heb zelf gezien hoe zij ze 's winters weefde, maar ik kon toch niet weten dat ze voor mij waren. (...) O, wat was dat toch een mooie kamer - mijn kamer!' (De kinderen van Bolderburen, Astrid Lindgren)
Voor die kamer heb ik dus best nog wat tijd. Tot ze jarig is. Of ik haal al die spullen toch keer per keer uit, en lees haar De kinderen van Bolderburen voor. Dat worden dan vele momenten van verrukking en één keer plaatsvervangende uitzinnige vreugde. Dat kan niet anders dan een mooie herinnering opleveren, toch?


vrijdag, december 14, 2012

Over het nut van vervoegingen

U weet het al: ik lees Wat er van het leven overblijft. En het beklijft, al bots ik nu en dan met onhandige vergelijkingen. Om in de luttele leestijd zo veel mogelijk van het boek te - ja, wat? schrokken?, durf ik wel eens vals te spelen. Dan lees ik zo snel dat het bijna diagonaal wordt, en het niet anders kan of details vertroebelen. Tot de taal zelf scheidsrechter wordt. Op pagina 59 roept ze me halt toe. Het duurt nog een zin of vijf voor ik stop, als een trein die maar langzaam tot stilstand komt. Mijn blik glijdt weer omhoog, tot waar een 'n' ontbreekt. Tenminste, dat is wat ik geloof. Als er 'twee traditioneel Skånse piramidecakes' in de auto zitten, dan moet het 'dienden' zijn en dat is niet wat er staat. Een onoplettende redacteur? Gehaaste vertaler? Ik lees nog eens '(...) blij dat ze (...) als buffer diende', en het vergt me nog een hoop achteruitlezen voor het plaatje klopt. Niet de cakes vormen de buffer, maar Hedda zelf, die tussen haar broer, chauffeur, en haar vriendin in zit op de voorbank. De spullen liggen op de achterbank. Nu het beeld klopt, kan ik verder. Blij dat die 'n' als buffer diende.


De keuze van de lezer

Er ligt, net als altijd, een stapel boeken klaar. Alleen is hij hoger dan anders: ik ben jarig geweest en kreeg, wat schoorvoetend geschonken, bang voor het oordeel van de lezer als wie ik geboekstaafd sta, boeken cadeau (Vanessa Diffenbach - De verborgen taal van bloemen, Richard Ford - Canada, John Banville - De zee, Sigrid Combüchen - Wat er van het leven overblijft). In de boekenkast wacht nog een dozijn andere boeken. Het lijstje 'te lezen' in mijn agenda groeit sneller aan dan ik het wegwerken kan. In de boekenwinkel zag ik nog een stuk of wat andere boeken die ik een plaatsje op de plank wil schenken (ik verheug me bijvoorbeeld ontzettend op de aanschaf van de nieuwe James Meek omdat zijn Uit liefde van het volk me jaren geleden zoveel leesplezier verschafte). Ik kocht de pocket (nu ja, die klepper krijg ik geen enkele zak weggedrukt) van Anna Karenina, omdat een mens nu eenmaal zijn klassiekers moet kennen. Toch ben ik geneigd die nieuwe stapel eerst weg te werken. En dus laat ik op een avond alles links liggen (nadat de kinderen in bed liggen, wel te verstaan - die laten zich nu eenmaal niet links leggen), en begin in Wat er van het leven overblijft. Iets zegt me dat dit boek precies bij de tijd van het jaar past. Wat klassieker, wat trager, niet te zwaar op de hand. Waarom denk ik dat? Laat ik me misleiden door de ondertitel 'Een damesroman', die een veredelde vorm van chicklit lijkt te suggereren? Of ben ik net geïntegreerd door het contrast met het daarnaast in kleinere letter afgedrukte 'Winnaar van de belangrijkste Zweedse literaire prijs' (de binnenflap bevestigt mijn vermoeden dat dat de Augustpris is), waardoor 'damesroman' bijna ironisch moét zijn? Of slaat mijn dorst naar al wat Zweeds is precies in deze kerstperiode keihard toe en hoop ik die met een boek te lessen?
Wat het ook is, de keuze is reeds lang gemaakt. Niet ik bepaal wat ik zal lezen: een handvol recensenten heeft dat reeds lang voor mij bepaald. Steeds weer laat ik me leiden door wat De Standaard der Letteren me voorschrijft. Omdat ik nu eenmaal niet zelf het overzicht kan bewaren. Omdat het oordeel van Mark Cloostermans, om er maar een te noemen, me zelden ontgoochelt. En toch. Eens weg van al het bekende, zou dat niet fijn zijn? En dus begin ik bij die stapel van mijn verjaardag. Speciaal voor mij gekozen. Door mensen die schoorvoetend schenken - 'Ik heb het toch maar gedurfd een boek te kopen.'. Dat lijkt me een dapper begin.

dinsdag, december 11, 2012

Wenteltijd

We stalen vandaag wat tijd, en trokken naar Hasselt. Daar zouden we naar de tentoonstelling van Rébecca Dautremer in het Literair Museum gaan, maar we vergaten in ons enthousiasme na te gaan of dat op dinsdag geopend is. Niet, dus. Geen nood, van de illustraties kunnen we dankzij Het kleine theater van Rebecca ook thuis genieten, en voor de tentoonstelling keren we vast nog eens terug. Bij die tweede poging mogen de kinderen mee, maar het boek houd ik nog even buiten hun bereik - beetje bang dat knipgrage zoon zijn eigen interpretatie aan dat ongelooflijk fijne snijwerk zal willen geven.
Het mooie aan die gesloten deur was nog meer tijd, die we met heerlijk nietsdoen verkruimelden over de stad. En daar, achter de houten poort van het voormalige begijnhof, vonden we nog meer tijd. Die zat speels en ironisch verpakt in de 'Time is funny'-tijdmachine van Jenny Stieglitz. Zonder het te beseffen kwam ik haar al vaker tegen: in de spandoeken van collectief Janny die ons al bij het binnenrijden van de stad waren opgevallen, in de nieuwe designcartoon van Actief Wonen en in de schitterende citypocket Proeven van Genk. O, wat word ik blij van zulke ontmoetingen. Dat er zo veel moois en creatiefs bestaat, daar ga ik helemaal van tintelen. Van pure goesting. 
En als ik Jenny ooit eens echt ontmoeten, moet ik het haar vast en zeker vragen: of Findus bij het bedenken van die tijdmachine niet tegen haar voeten lag te spinnen, en of Pettson niet mompelend zijn zegen gaf.



maandag, december 10, 2012

Dwergboompje

Ooit kreeg ik de verantwoordelijkheid voor een culinair magazine. Maar, hoewel mijn baas niet twijfelde aan mijn capaciteiten, als hoofdredacteur kon ik niet functioneren. Te jong, vond hij. Ik - jong en ambitieus - zag daar geen graten in. Als ik nu foto's van mezelf op die leeftijd bekijk, begrijp ik wat hij bedoelde. Hoe kan zo'n 'snotneus' vertrouwen wekken bij de rijpere hobbykok? Achter de schermen mocht ik gerust het werk doen, maar die foto onderaan het voorwoord, daarvoor viel iemand anders de eer te beurt. 
U vindt het ongetwijfeld een vreemde vergelijking, maar onze kerstboom overkomt vandaag net hetzelfde. Hoe kan zo'n 'prutske' nu het bos vertegenwoordigen? Laat staan de hele kerst? Zijn dennennaalden verliest hij evengoed al na één dag en wie hard snuift, ontdekt een zweempje hars, maar de kerstsfeer? Neen.
Aan de Facebookfoto's te zien kampen wel meer mensen met de juiste lengte van de kerstboom. Vaak is die potsierlijk groot. En al hoefde onze boom nu niet meteen het recente verflaagje van het plafond te schrapen, te klein is ook maar niets. Nooit eerder hadden we zo'n klein exemplaar in huis. Wie er voorbijgaat, blikt recht in de kruin, op de openvallende dennentakken. Ik voel me er ongemakkelijk bij - alsof je een kleinere vrouw recht in de decolleté kijkt en niet weet waar je je blik moet richten als je niet gewoon onbeleefd de andere kant uitkijkt. En dus overweeg ik voorzichtig de aanschaf van een tweede boom. Een die, wijs en rijp en vooral een tikje groter, waardig de ster en de kerstlichtjes kan dragen. Een die zich niet meteen in de kaarten laten kijken. Een boom met ballen, quoi.

donderdag, december 06, 2012

Twee ogen en een mond

Het sneeuwt weer. Speelsporen zijn toegedekt, een sneeuwman staat naar het raam toegekeerd en kijkt vanonder zijn hoed, een bloempot, nieuwsgierig naar binnen. Koud lijkt hij het niet te hebben, al zijn zijn armen, twee dunne takken, en neus, een wortel die niet door Slechtweervandaag werd verorberd, bedekt met een wit laagje. Het is alsof ik zelf in zo'n glazen sneeuwbal zit: precies zo dwarrelen de vlokken, traag, wat aarzelend zwevend, alsof de weg naar beneden niet helemaal duidelijk is.
'Of een sneeuwman echte ogen kan hebben,' vraagt de oudste me voor het slapengaan. Ze wil de tijd met mama wat rekken, en bedenkt vragen die hoognodig gesteld moeten worden. 'Twee vraagjes', zeg ik. 'Vijf!' biedt zij - zoals gewoonlijk - tegen me op. Ze gaat nog even door met vragen - of walvissen mensen eten, of er een lampvis bestaat... - tot ze middenin het verzinnen stopt. 'Zo. Nu heb ik er vijf gevraagd.'
Het is een truukje als een ander natuurlijk - al vind ik dit, toegegeven, leuker dan water of zakdoeken aandragen - maar dat van de sneeuwman, ja, dat was écht wel nodig. Om boze dromen een stapje voor te zijn. Ik heb haar gerustgesteld - al voelde ik zelf iets van twijfel. Want De sneeuwman van Briggs, die moet toch echt nog eens door ons leesuurtje wandelen. En die daar buiten in de tuin, hoorde ik die niet zonet zachtjes grinniken?


dinsdag, december 04, 2012

Sneeuw enzo

'Kijk,' zegt ze tegen haar jongere broer, 'daar achter die wolken ligt de zon te slapen.' We rijden huiswaarts, een oranjeroodomrande wolk tegemoet. En dat de wolken ijs zijn. Sneeuw, vindt de ander. Helemaal eens geraken ze het niet, maar ik vind het allang fantastisch dat ze zich zo aan de natuur vergapen. 
Zoals die keer aan zee, toen zoonlief vroeg even te wachten en hij heel geduldig achterom bleef kijken, naar een meeuw die ging pootjebaden in een waterplas, tegen het decor van een ondergaande zon.
Of dit weekend nog, toen een specht in de tuin een schijnbaar onstopbare huilbui kon stilleggen. 
Tot nog toe dwaalde ik 's avonds, als rust over het huis komt liggen zoals sneeuw dit weekend over de tuin, graag even door Roodwaternacht. Misschien wordt het tijd om dat samen te doen?