maandag, december 15, 2014

Oze wieze woze

Alle wegen leiden naar Wieze. Echt. Ik ontdekte het geheel toevallig, tijdens een nachtelijke rit naar een ziekenhuis in Aalst. Op de achterbank 'wheezde' mijn dochter (ha, die woordspeling ontdek ik nu pas! - maar echt, al menig dokter haalde dat 'wheezen' aan als een vanzelfsprekend en alomgekend begrip voor de piepende ademhaling die mogelijk, maar net zo goed ook niet, door astma wordt veroorzaakt).
Hoe ver we ook vorderden, bij elk kruispunt en elke zijstraat stond weer diezelfde pijl. Wieze is, in mijn ogen, nochtans een wat onbetekenend dorpje ergens in de regio tussen Aalst en Dendermonde. Zijn relatieve bekendheid dankt het aan de hallen voor beurzen allerhande. Dat ik daarbij op de eerste plaats aan de 'eroticabeurs' denk, moet u mij vergeven — minstens één keer per jaar is mijn fiets- en autotraject aangekleed (ja, toch wel) met een uitgebreide postercampagne voor die beurs.
Dat alle wegen naar Wieze leiden, blijkt trouwens uit meer dan die bewegwijzering. Toen ik deze zomer wat snuisterde op een 'loppis' (Zweedse tweedehandsmarkt die 's zomers in zowat elke voor- of achtertuin kan opduiken), vond ik daar een bierkroes uit... Wieze. Hoe die daar is beland, daar heb ik het raden naar. Maar ik beeld me in dat een afstammeling van de Vikingen koers zette naar daar waarheen alle wegen leiden, en zo op de Bierfeesten van Wieze belandde, daar in die verre Oktoberhallen, speciaal gebouwd voor die gelegenheid, en geïnspireerd op het 'Oktoberfest' uit München. Oze wieze woze. Dat rijmt voortaan op 'Lederhose'.


donderdag, december 11, 2014


Ingegeven

Een vrouw staat ingelijst. Wanneer ze zich naar het gordijn van haar verlichte kamer beweegt, wordt haar schaduw angstwekkend groot. 'Huur mij!' schreeuwt een reclamepaneel. In mijn gedachten wordt dat haar tekstballon. Ik ben net terug van een literaire avond en pluk overal verhalen. Hoe meer verhaal ik in me heb, hoe meer verhaal ik zie.
Passa Porta stelde zes auteurs de vraag naar de literatuur van de toekomst. Niet of die er zal zijn (een vraag die heden ten dage elders wel eens gesteld wordt), maar hoe die zal zijn. Maud Vanhauwaert komt met de meest strijdlustige bijdrage. Met geheven vuist vraagt ze om meer ingevers, ter aanvulling of vervanging van de huidige uitgevers. Mensen die eerst naar het boek kijken, en dan pas naar de markt. Die de lezer willen verrassen, overrompelen. 
Ik herinner me hoe ik ooit Peter Verhelsts Sprookjesbordeel bezocht. Hoe je in het donker verhalen kreeg toegefluisterd, een druif net boven je lippen werd geperst. Ik herinner me hoe iemand me er, weer in het daglicht, op wees dat er 'iets aan mijn wang kleefde'. Hoe een spiegel me het paarse spoor toonde van mijn lippen tot mijn hals. 
Het poëziebordeel, waarvan ook Maud Vanhauwaert deel uitmaakt, is wellicht al even sensueel. En wellicht wordt het nooit anders: altijd zal er iemand zijn die je verhalen ingeeft. En als het goed zit, blijven die kleven. Stelt iemand je de vraag: 'Wat heb jij laatst gelezen?'

zondag, december 07, 2014

Over mezelf, met een strikje

37. Ooit bombardeerde mijn broer dit getal tot zijn geluksgetal, na een bevlogen les van de leraar wiskunde (van wie ik me nu afvraag of het niet hij was die mijn broer de das omdeed en een extra jaar secundair bezorgde). Bijna ongemerkt ben ook ik het als een bijzonder getal gaan beschouwen, zij het de laatste tijd vooral één dat me verder van de 35 voerde en dichter bij de 40 bracht - wiskundig gezien niet eens correct, maar dat kan deze taalliefhebber wellicht makkelijk vergeven worden. En nu is het er, dat lichte gewicht van de terugblik en de uitnodiging tot een vooruitblik. Als een te vroeg gestrande midlifecrisis. De doelen die ik me als pre-dertiger had gesteld blijken vlot verplaatsbaar en gelden, slechts licht gewijzigd, nog even goed voor deze pre-veertiger. Een huis, drie kinderen en enkele makkelijker verwaarloosbare realisaties later lijken ze minder haalbaar dan toen. En toch. Achteromkijken zet alles in een ander perspectief. Hoe relatief hij is, tijd, leeftijd. Aan de vooravond van mijn verjaardag lees ik een interview met Ian McEwan, zesenzestig: 

'Ik moet altijd denken aan mijn moeder, die ooit zei "Was ik maar opnieuw vijfenveertig!". Zelf was ik toen in de twintig. Toen begreep ik haar niet. Nu wel, o wat begrijp ik haar nu goed. Op je vijfenveertigste ben je fysiek nog in staat om veel te doen en je weet een en ander over het leven, het is de allerbeste leeftijd.'
Nog zeven jaar heb ik. Zeven vette jaren, naar dat allerbeste getal. Ik bind er alvast een strikje om.

maandag, november 17, 2014

Ceci n'est pas un livre

Wellicht had ik duidelijker moeten zijn — een Facebookstatus plaats je niet zomaar even 'tussen de soep en de patatten'. Of toch? 
Ik had zo'n drietal koppels de tijd voor het mijn beurt was, die avond op de boekenbeurs. Intussen deed de machine van Creatief Schrijven en Azertyfactory ratelend zijn werk – en kreeg ik steeds meer het gevoel dat ik het nu moest maken. Terwijl titels als stuiterballen door mijn hoofd schoten en niet wilden gaan liggen, tikte de tijd. Nu en dan spuwde de machine een boek, nam iemand het op en poseerde voor een foto. Zonder uitzondering met trots. Alsof met de flap het belangrijkste was gezegd. En kijk, zo ging het ook bij mij. Een flap, een foto, een Facebookstatus. En plots te veel 'likes', bemoedigende duimen aan de schoolpoort en vragen om een gesigneerd exemplaar. Ik werd er ongemakkelijk van. Alsof ik vals had gespeeld.

Nochtans bevatte de tekst enkele hints, dacht ik – een eerste boek in de Azertyfactory? op de Boekenbeurs?. En had ik geen ironische knipoog bij mijn retorische vraag geplaatst? Het zou  de werking van de sociale media wel zijn: waar voldoende mensen 'liken', 'liken' alle andere mee. En toch. Tachtig mogelijke lezers. Het is een begin (zij het niet meteen voor een bestseller). Ceci n'est pas un livre, maar misschien wordt het er wel één...



woensdag, maart 05, 2014

De wrange nasmaak van snoep

Er moet me iets van het hart. Ik nam vandaan een snoepje aan. Een snoepje van een onbekende man - nu ja, 'man', hij zweefde ergens tussen jongen en man in. Dat snoepje was voor mijn dochter bedoeld, maar ik griste het net wat sneller weg. De dochter is te jong voor snoepjes, en, bovendien, het eten stond op het vuur. Nu krijg ik doorgaans niet veel snoep meer aangeboden (hoewel, bakker, wafelkraam, visboer: ze geven het allemaal), maar deze jongeman vertegenwoordigde Child Focus. 
En daar wringt het schoentje. Een hele horde Child Focus-mannen (tiens, het waren allemaal mannen?) hadden ze op onze straat losgelaten - en achteraf gezien had ik graag wat meer gesprekken gehoord, al duurde het mijne al ruimschoots tien minuten en daarmee meer dan dat eten op het vuur eigenlijk verdragen kon. Maar goed, zelfs dat wil ik door de vingers zien. 
Dat snoepje, het brandt nog altijd in mijn zak. Dat vieze, vuile snoepje. Ik had het nog niet goed uit het gezichtsveld van de dochter getoverd, of daar had je hem al: 'U hebt net een snoepje aangenomen van een vreemde man.' Het vervolg kan je wel raden: vreemde man - kinderlokker - verdwijningen - Child Focus - geld nodig (dat laatste volgde pas nadat ik het zelf had aangegeven, anders had het gesprek nog eens dubbel zo lang geduurd). De jongeman wilde dat ik naar het aantal jaarlijkse verdwijningen raadde. Dat wilde ik niet. 'TWEEDUIZEND!' zei hij. Maar hij had ook goed nieuws: 95 % werd binnen de week opgelost. Alleen - stilte om de spanning op te bouwen: 'Een week is lang!' De precieze inhoud van het gesprek ben ik intussen kwijt (de verontwaardiging speelt nog altijd hoog op), maar er kwamen nog andere ongerijmdheden uit de bus. Neem nu de link: België - kinderlokkers. Ik ken geen cijfers, maar mij lijkt het sterk dat België er gemiddeld meer heeft dan andere landen. Dat zei ik dus, maar de slimme man had daar wel een antwoord op: 'Vraag maar eens in het buitenland. Als je zegt 'België', dan zeggen zij 'frieten, bier en... pedofielen!' (Waar is de tijd dat chocolade nog in dit lijstje stond.) Nu weet ik best dat de doorsnee Vlaming niet sterk is in het verkopen van zijn eigen land, maar dit ging me toch erg ver. En wie mij probeert te overtuigen met slechte argumenten krijgt de bal teruggespeeld. 'Goed', zei ik, 'ik wil niet insinueren dat Child Focus geen zinvol werk doet en dit geen belangrijk aandachtspunt is,' - dat wil ook echt niet! - 'maar vindt niet een groot aandeel van die ontvoeringen plaats binnen de familie, bij internationale gezinnen?' Daar kende de jongeman geen cijfers van, maar 'als het al zo was, dan was dat toch maar een zeer klein aandeel'. 
Ik ben zo vrij geweest even naar de site te surfen (als ik me via de site zou opgeven om financieel te steunen, zou ik 'nummer eenentwintig zijn, want de site had in heel zijn geschiedenis nauwelijks bereik gehad.' - slik), en, kijk, wat ik dacht, klopt zowaar.
Dus, beste, Child Focus,
of deze mannen zijn vrij in hun aanpak en deze jongeman verkoos een wel erg vrije retoriek,
of een slimme (?) marketingspecialist bedacht een handige tekst,
maar, hoe dan ook, van emotionele chantage word ik woest. Dan gaat de hand op de knip - en de deur toe. Ik bewonder de activiteiten van uw organisatie en hoor uw vertegenwoordigers in de media doorgaans zeer genuanceerd reageren. Ik ben zelfs bereid financieel te steunen, als daar nood aan is. Maar vanavond voel ik mij en mijn meeluisterende dochter misbruikt. Met ouderlijke gevoelens en feiten speel je niet.

vrijdag, februari 21, 2014

Vervelend, hé...

een verhaal dat niet af is. Het zou de slogan van de Jeugdboekenweek kunnen zijn*. Maar Belisol ging ermee aan de haal. Er is met deze campagne van Belisol iets vreemd aan de hand. Schieten ze met de ene spot in eigen voet, dan lijkt de andere helemaal niet te werken. Waarom? Op het gevaar af in een ingewikkelde narratologische analyse te vervallen (vakidiotie?) hou ik het simpel. In spot 1 woon je iets wat een operatie lijkt bij en blijkt er plotseling iets bijzonders, iets beweeglijks in het lichaam van de vrouwelijke patiënt te zitten. De verwondering van de arts en de ongerustheid van de vrouw werken wonderwel samen, maar voor je het antwoord krijgt is daar... Belisol. De ramenspecialist die beweert voor het hele verhaal te zorgen - maar alleen voor ergernis zorgt: hoe het verhaal van de arts en de vrouw verdergaat, blijft in het ongewisse. Niks hele verhaal.
Spot 2 houdt het eenvoudiger. In een (gefingeerd) 'net binnengekomen bericht' is een Bengaalse tijger ontsnapt. Waar die rondwaart, dàt krijg je net niet meer te horen. Niks spanning, hier. Belisol kan rustig over ramen en deuren beginnen. Waarom de spot deze keer niet (ergerlijk) werkt?  Omdat het helemaal geen verhaal is, bijvoorbeeld, maar een ander (informatief) teksttype. Of, als we het dan toch als een verhaal willen beschouwen - wat best kan, want talloze verhalen nemen de vorm van andere teksttypes aan - omdat de plot weggegeven is. We wéten al dat er een tijger ontsnapt is, en waar (de setting) is nauwelijks van belang, aangezien we in dit korte verhaal nog geen personage hebben om ons mee te identificeren. Vervelend, hé, een verhaal dat geen verhaal is.

* Die koos een andere slogan: 'Gevaar!' Het lijkt wel alsof ze hebben geruild. 'Gevaar! Sluit uw ramen en deuren... - voor extreemrechts ze sluit - Belisol - Benecol, enkel te gebruiken op doktersadvies - als u die al mag geloven, want heel wat medicatie is niet betrouwbaar, besluit TestAankoop, en met hen ook De Standaard - al even onverantwoord, want onverantwoord interessant... 
(Een glimp uit het associatieve rijtje voor het slapengaan. Bleek niet zo slaapbevorderend, want mijn hersenen vonden dit zo'n leuk spelletje dat ze er helemaal overstuur van geraakten.)

P.S. Wie een écht verhaal over een Bengaalse tijger (en over verhalen) wil, leest beter eens 'Het leven van Pi'. 

P.P.S En oh, wat is het - nu ik toch bezig ben - verleidelijk om maar meteen ook dit fragment over te nemen:

'The house of fiction has in short not one window, but a million - a number of possible windows to be reckoned; every one of which has been pierced, or is still pierceable, in its vast front, by the need of the individual vision and by the pressure of the individual will. (...) These apertures (...) have this mark of their own that at each of them stands a figure with a pair of eyes, or at least with a field-glass, which forms, again and again, for observation, a unique instrument, insuring to the person making use of it an impression distinct from any other.' 

(Henry James, The Portrait of a Lady, 1970, ix; quoted from Jahn 1996, 251,  - en op mijn beurt geciteerd uit Ryan, Cyberage Narratology, 125)