maandag, augustus 12, 2013

 O...
'O, wat was het heerlijk om eindelijk mijn nieuwe kleren uit de kast te mogen halen en ze aan te trekken! Buiten zongen de vogels, het was nog steeds zomer, achter de nevelsluiers was de hemel blauw en eindeloos.' 
Karl Ove Knausgård, Zoon
En, hop, meteen zijn het mijn kleren, mijn zomer, mijn kindertijd. Kleren kregen toen nog tijd: om langzaam in de kast te rijpen, tot ze aangedikt waren, een aura van feest en 'bijzonderheid' kregen. Ik probeer het nu nog wel eens, maar het werkt zelden. Nog minder bij mijn kinderen: die trekken nieuwe kleren het liefst van al meteen aan om in de tuin te spelen. 
Het spoor naar deze herinnering loopt langs een stationnetje. Want in die fractie van een seconde en met die verbazende gelijktijdigheid waarin herinneringen en gedachten verlopen, hoor ik de echo van die andere Scandinavische auteur:
'O, wat is het heerlijk als het zomer wordt! Dan zijn de dagen zo lang, dat je niet op zou willen houden met spelen.' 
Astrid Lindgren, De kinderen van Bolderburen
Ik heb er al eerder naar verwezen. Het is de jeugd die ik speelde... Ook ik wilde aardbeien aan strohalmen rijgen, hutten bouwen in het hooi en limonade drinken uit een poppenserviesje. Bij Knausgård gaat het al net zo. Het Scandinavische landschap duldt niet anders: spelen zult gij, eindeloos opgaan in de mogelijkheden van het landschap om je heen, over rotsen struinen, stenen werpen, bessen plukken...
En toch is het niet de jeugd van Knausgård die de echo liet klinken. Het is dat nauwelijks te vatten geluk, dat vleugje nostalgie, die ingehouden uitzinnigheid - in die ene letter. Die 'O', die deed het 'm.



Geen opmerkingen: